donderdag 25 augustus 2016

Ambtshalve ontslag curator vernietigd.

Gerechtshof Den Haag: Ambtshalve ontslag curator vernietigd.


http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2016:2255

Verzoek opheffing beschermingsbewind

Gerechthof Arnhem-Leeuwarden: Onderbewindstelling. Een partij die spijt krijgt van zijn in eerste aanleg toegewezen verzoek, kan de toewijzing in hoger beroep wegens gebrek aan belang niet ongedaan maken.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2016:5637

Aansprakelijkheidsstelling voormalig bewindvoerder

Gerechthof Arnhem-Leeuwarden: Voormalig bewindvoerder wordt achteraf aansprakelijk gesteld door rechthebbenden. Echter de rekening en verantwoording is door opvolgend bewindvoerder voor akkoord ondertekend, en ten overstaan van de kantonrechter afgelegd. De kantonrechter heeft de rekening en verantwoording voor gezien getekend, en ambtshalve geen aanleiding gezien tot nader onderzoek. Het aan de vader van rechthebbenden verstrekte bedrag ten laste van de vermogens van rechthebbenden is in de rekening en verantwooridng opgenomen als een lening aan vader, en dus als een vordering van rechthebbenden op hun vader.

Het hof concludeert als volgt: "Tussen partijen staat het volgende vast. Nadat hij bij beschikking van de (toenmalige) rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad, van 24 maart 2011 was ontslagen als bewindvoerder met ingang van de dag na de uitspraak van de beschikking, heeft [verzoeker] op 21 april 2011 aan de opvolgend bewindvoerder, [D] - de kantonrechter had [verzoeker] bij beschikking van 24 maart 2011 erop gewezen dat hij rekening en verantwoording dient te doen aan de opvolgend bewindvoerder - rekening en verantwoording afgelegd over het bewind in de periode 27 juni 2010 tot en met 24 maart 2011, zijnde de periode van zijn bewind. In deze rekening en verantwoording was het aan de vader betaalde bedrag van € 48.000,- verantwoord als lening. Deze rekening en verantwoording is door [D] voor akkoord getekend. Voor zover de zussen [verweersters] ter zitting in hoger beroep hebben aangevoerd dat [D] geen professioneel bewindvoerder is, "op stel en sprong" is benoemd tot bewindvoerder, zich daarna nog moest verdiepen in de situatie en vervolgens pas heeft vernomen wat er ten tijde van het bewind door [verzoeker] is gebeurd, is het hof van oordeel dat dit - wat daarvan ook zij - voor rekening en risico van [D] dient te komen.
Bij brief van 16 juli 2012 heeft het bewindsbureau vervolgens aan [verzoeker] medegedeeld dat de kantonrechter, ten overstaan van wie de rekening en verantwoording werd afgelegd, de door hem ingediende eindrekening van het bewind over het vermogen van de zussen [verweersters] heeft gezien. Uit de stukken is niet gebleken dat [D] na haar benoeming tot bewindvoerder de door [verzoeker] opgestelde rekening en verantwoording bij de kantonrechter alsnog ter discussie heeft gesteld. Evenmin is gebleken dat de kantonrechter ambtshalve aanleiding heeft gezien om nader onderzoek te doen naar de door [verzoeker] ingediende rekening en verantwoording. Het hof is dan ook, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat [verzoeker] erop mocht vertrouwen dat zijn rekening en verantwoording was goedgekeurd en het bewind was overgedragen aan [D] . Daarbij komt dat uit de in hoger beroep overgelegde stukken, waaronder de processen-verbaal van de verschillende zittingen bij de kantonrechter in de afgelopen jaren, blijkt dat iedereen, onder wie [D] en de kantonrechter, op de hoogte waren van de (wijze van totstandkoming van de) vordering van de zussen [verweersters] op hun vader, welke vordering [verzoeker] ook op zijn rekening en verantwoording van 21 april 2011 heeft vermeld.
Gelet op deze feiten, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert het hof dat [verzoeker] op de aan hem opgedragen wijze rekening en verantwoording heeft afgelegd en dat er sprake is van een ten overstaan van de kantonrechter afgelegde door de opvolgend bewindvoerder goedgekeurde rekening en verantwoording. Het hof is van oordeel dat [verzoeker] daardoor is gedéchargeerd en thans niet meer aansprakelijk kan worden gesteld voor het door hem destijds gevoerde bewind. Voor zover de zussen [verweersters] hebben gesteld dat een voormalig bewindvoerder altijd nog aansprakelijk kan worden gesteld, ook wanneer de rekening en verantwoording is goedgekeurd, is het hof van oordeel dat de zussen [verweersters] onvoldoende concreet hebben aangevoerd en onderbouwd op grond waarvan dit in dit geval mogelijk zou zijn".

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2016:6136

vrijdag 12 augustus 2016

Bijzondere bijstand entreekosten curator en bewindvoerder

CRvB (Centrale Raad van Beroep): De CRvB heeft op 02-08-2016 uitspraak gedaan in twee zaken over de zg. entreekosten van curator en bewindvoerder. Deze zaken betreffen cliënten van Leijssen Bewindvoeringen B.V. tegen de Gemeente Eindhoven. In de beroepszaken bij de Rechtbank Oost-Brabant was door de rechter in de ene zaak de gemeente in het gelijk gesteld, en in de andere zaak de bewindvoerder. Het ging in beide zaken om hetzelfde geschilpunt, namelijk wat is de datum waarop de kosten van het curatele bewind of het beschermingsbewind opkomen. De CRvB heeft hierin nu uitspraak gedaan nadat zij de uitspraak datum eerder had bepaald op 08-02-2016, en deze vervolgens heeft bepaald op 29-03-2016, 10-05-2016, 21-06-2016 en tenslotte op 02-08-2016.

1. In de eerste zaak betrof het de entreekosten voor een ondercuratelestelling. De gemeente Eindhoven had haar beleid gewijzigd, in die zin dat zij als aanvangsdatum waarop de kosten opkomen heeft gehanteerd de datum waarop het verzoekschrift tot ondrcuratelestelling door de kantonrechter is ontvangen. Voorheen werd altijd, en door alle ons bekende gemeenten, gehanteerd de datum van de instelling van de curatele of het bewind door de kantonrechter. Vele collega bewindvoerderskantoren zijn geconfronteerd geweest met deze handelwijze van de gemeente, zonder dat de gemeente vooraf deze beleidswijziging heeft gecommuniceerd met belanghebbenden, bewindvoerderskantoren of openbaar op haar website. Collega bewindvoerder Reeling Bewindvoerders is wat dit punt betreft door de rechtbank in het gelijk gesteld.
Uitgaande van de datum van de instelling van de curatele of het bewind heeft de curator respectievelijk de bewindvoerder bij de gemeente Eindhoven drie maanden de tijd om de aanvraag bijzondere bijstand in te dienen. In beide zaken heeft de curator c.q. bewindvoerder binnen deze termijn de aanvraag ook ingediend.
Echter, uitgaande van de datum verzoekschrift (deze datum staat in de instellingsbeschikking genoemd), zoals de gemeente meende te moeten doen, waren de aanvragen bijzondere bijstand te laat ingediend. Immers de tijd tussen indienen verzoekschrift bij de rechtbank en de instelling van curatele of bewind werd door de gemeente meegeteld. Soms zijn er al drie maanden verstreken tussen de datum verzoekschrift en de datum instellingsbeschikking, afhankelijk van de wachttijden bij de rechtbank.
Na bezwaar, dat ongegrond is verklaard, is de curator, namens curandus, in beroep gegaan bij de rechtbank. In deze zaak is de curator in het ongelijk gesteld. De gemeente zou de beleidsvrijheid hebben om te bepalen wanneer de kosten van het curatele bewind opkomen. 
De CRvB beslist anders: 
"4.7. Niet in geschil is dat ‘de datum waarop de kosten feitelijk zijn ontstaan’ zoals bedoeld in beleidsregel B062 gelijk is aan de datum waarop de kosten opkomen. Bij de beantwoording van de vraag op welk moment kosten opkomen - in de zin zoals onder 4.2 bedoeld - heeft een bijstandverlenend orgaan geen beleidsruimte. Met betrekking tot het opkomen van entreekosten voor een curator wordt als volgt overwogen".
"4.7.2. De kosten van beloning van de curator komen voor de onder curatele gestelde pas op - in de zin zoals onder 4.2 bedoeld - vanaf de benoeming van de curator. Immers, door die benoeming ontstaat de betalingsverplichting. Dat de beoogde curator in sommige gevallen mogelijk ook werkzaamheden heeft verricht voorafgaande aan zijn benoeming doet daaraan niet af".

2. In de tweede zaak ging het om hetzelfde geschil. Echter in deze zaak was de bewindvoerder in zijn  beroep bij de rechtbank in het gelijk gesteld. De gemeente is hierin in hoger geroep gegaan bij de CRvB. Met dezelfde motivatie als in zaak 1 wordt in deze zaak de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigt. M.a.w. ook hier wordt de gemeente in het ongelijk gesteld.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2016:3026

De gemeente Eindhoven heeft haar beleid in deze ingaande 01-01-2015 aangepast en stelt de aanvangsdatum waarop de kosten van curatele of bewind opkomen weer op de datum van de instellingsbeschikking. Dat is ons meegedeeld op 01-07-2015 in een email bericht.

Wat bovenstaande zaken betreft is mijn vermoeden dat meerdere bewindvoerderskantoren in de regio Eindhoven met deze problemen zijn geconfronteerd. En velen hebben ervoor gekozen niet de lange weg (in 1 zaak vanaf 04-09-2012, dus bijna vier jaren) te gaan van bezwaar, beroep en hoger beroep. En de kosten voor eigen rekening heeft genomen. Indien de bewindvoerder hiervoor gekozen heeft, dan nodig ik hen nu uit om bij de Gemeente Eindhoven alsnog de bijzondere bijstand te verzoeken, nu de gemeente de in het ongelijk gestelde partij is.